Op 10-jarige leeftijd kreeg ik elke week schilder- en tekenlessen van mijn opa. Na ruim een jaar oefenen en schetsen met houtskool, gaf opa eindelijk groen licht om mijn eerste olieverfje te maken. Niet op een linnen doek, dat was te duur, maar op een plankje gegrondeerd met simpele grondverf. De verf mocht niet recht uit de tube worden gebruikt. Het moest eerst worden verdund met medium en vervolgens ‘mager’ opzetten. Mager, of schraal, betekent de olieverf sterk verdunnen met een medium. In dit stadium meestal terpentijn. Het opzetten gebeurde laagje voor laagje voor laagje. Achteraf was het een goede leerschool, die strenge opa!
VERSCHILLENDE TECHNIEKEN
Ik ben een enorme liefhebber van allerlei materialen. Houtskool, grafietpotlood, pastelpotlood, fineliner, een ouderwetse kroontjespen, niets is te dol. De geur van olieverf, de kwetsbaarheid van houtskool en pastel. Het intense zwart van Oostindische inkt, een scherp geslepen potloodpunt en de mooie pigmenten van aquarel.
MET EEN GROTE OMWEG MIJN DOEL BEREIKT
Na de lagere school wilde ik dolgraag naar de kunstacademie. Helaas dachten mijn ouders daar anders over. Er valt tenslotte in kunst ‘geen droog brood te verdienen’.
En toch bleef het kriebelen. Naast mijn baan heb ik in de avonduren de kunstacademie gevolgd. Op 36-jarige leeftijd stapte ik met het diploma van de Willem de Kooning Academie Rotterdam, trots naar buiten. Doel bereikt!